“Het Oostendse stadsbestuur is ervan overtuigd dat we de Vlaamse visserijsector een duurzame toekomst kunnen en moeten geven. Een nieuwbouwproject waarbij een moderne vismijn in Oostende wordt gebouwd is noodzakelijk om een toekomstgerichte veiling te kunnen organiseren. Daarom heeft het stadsbestuur aan Vlaamse Visveiling al een sloopvergunning verleend voor de huidige verouderde infrastructuur”, aldus Bart Tommelein, tevens eerste schepen in Oostende.
Naar verluidt zou de provinciale stedenbouwkundig ambtenaar zich echter vragen hebben gesteld over de zekerheid dat na de sloop een nieuwe vismijn zou worden gebouwd. Tommelein wou van de minister-president dan ook weten of die zekerheid er is. Kris Peeters was zeer duidelijk in zijn antwoord. Zo stelde hij dat er vanuit de erfpacht zekerheid is dat de Vlaamse Visveiling een nieuwbouw zal optrekken en dat zal doen om er visserij-activiteiten te ontwikkelen. Peeters liet ook weten dat het zogenaamde sprotkot niet zal worden gesloopt en dat de Vlaamse overheid voor het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) een nieuwe locatie zal zoeken, zodat de vrijgekomen ruimte bij de bestaande erfpacht kan worden gevoegd.
Bart Tommelein was alvast bijzonder opgetogen met dit antwoord: “de minister-president heeft duidelijkheid verschaft dat het engagement van de Vlaamse Visveiling en de Vlaamse overheid om een nieuwe vismijn te bouwen onverkort overeind blijft. Een nieuwe professionele structuur is immers broodnodig. Laten we nu samen met de stad Oostende, met de Vlaamse overheid en met de sector aan hetzelfde zeel trekken om dit zo snel mogelijk te realiseren.” De liberale fractieleider voegde er echter wel aan toe dat de Vlaamse Visveiling ook al haar andere afspraken moet nakomen, in het bijzonder diegene die bepalen dat 45% van de aangevoerde vis in de Oostendse mijn moet geveild worden.