Staatssecretaris voor de Noordzee, Bart Tommelein, zette vrijdag 19 december tijdens een lunchcauserie van de Oostende Havengemeenschap zijn beleid voor de komende jaren uiteen. Hij antwoordde er op vragen van vertegenwoordigers van de bedrijven actief in de Oostendse haven.
In Staatssecretaris Bart Tommelein vindt de Oostendse Havengemeenschap een partner om de komende jaren verder te werken aan de ontwikkeling van de havens van Oostende en Zeebrugge: “De havens staan voor heel wat uitdagingen. Ze zijn belangrijk voor de economische groei en de creatie van jobs in onze regio. Als we onze havens verder willen doen groeien, moeten we inzetten op de samenwerking waarbij elke haven zich richt op haar sterktes. Op die manier verbeteren we de internationale concurrentiepositie van alle Belgische havens.”
Voor de haven van Zeebrugge liggen een aantal grote dossiers op stapel. De ontsluiting van de haven en de maritieme toegang tot de haven zijn prioriteit. Schepen moeten gemakkelijk toegang hebben tot de haven om hun goederen te lossen. Vervolgens moeten deze goederen heel snel geleverd kunnen worden aan de bedrijven in het binnenland. De spoorwegen zijn daarin cruciaal. Daarom zal Staatssecretaris Bart Tommelein in januari samen met bevoegde Minister Jacqueline Galant een bezoek brengen aan de Zeebrugse haven.
Voor Oostende ligt de opportuniteit vooral bij de offshore: “Als Oostendenaar ben ik fier dat de haven van Oostende zich ontpopt tot een echte Offshore Industry Haven, een ware Energy Port. Dankzij de nieuwe investeringen in de offshore windenergie werkten er eind 2012 maar liefst 956 mensen in de Oostende voorhaven werkten. Dit is het beste resultaat sinds meer dan 10 jaar. De bijkomende bedrijvigheid in de offshore industrie vertaalde zich (t.o.v. 2011) naar een verdubbeling van het aantal scheepsbewegingen tot 4500 in 2012.”
Ook de aanleg van een energie-atol is voor de Oostendse haven belangrijk. Er bestaat echter ongerustheid over de mogelijke hinder die de aanleg van de energie-atol zou kunnen veroorzaken. Bart Tommelein:“Ik begrijp de ongerustheid maar ik vind ze onterecht. Als kustbewoner vind ik het van cruciaal belang dat we het ‘vrije-zeezicht’ ten allen tijden bewaren. De creatie van het energie-atol zal die doelstelling ook nastreven. Het atol komt op 5 km voor de kust. De dijk zal maximaal 10 meter hoog zijn en dus zo goed als onzichtbaar vanaf de kust. De pompturbines zullen zich 50 meter onder de zeebodem bevinden, waardoor er ook van geluidsoverlast geen sprake kan zijn.”
Bart Tommelein kijkt voor zijn Noordzeebeleid ook naar het buitenland. In Frankrijk is er geen wet die voorschrijft dat de windturbines in Frankrijk gebouwd moeten worden. Wel houdt men bij de toekenning van de bouw van de windmolenparken rekening met de creatie van binnenlandse werkgelegenheid. Het is zelf zo dat men aan de ontwikkelaars van windturbines op zee concrete cijfers vraagt over het aantal directe banen die gecreëerd zullen worden en wat de impact zal zijn op de lokale bedrijven, bijvoorbeeld op vlak van onderzoek en ontwikkeling. Ook in Groot-Brittannië verwacht men dat de aanleg van de offshore windmolenparken een local content van minimum 50% realiseren. Offshore bedrijven moeten in hun supply chain-plannen verplicht kunnen aantonen hoe ze dit aandeel van 50% zullen realiseren.
“De komende jaren wil ik de economische opportuniteiten voor onze eigen havens garanderen. Daarom zal ik onderzoeken hoe we de lokale spin-off in de toekomst ook voor België kunnen stimuleren en desnoods verankeren, zoals in Frankrijk en Groot-Brittannië,” besluit Tommelein.