In het bestuursakkoord kiest Stad Oostende resoluut voor een autoluwe binnenstad. Ook vergroening en betere infrastructuur voor wandelaars en fietsers staan hoog op de agenda. Vanuit die ambities, wordt er voortaan een parkeercoëfficiënt toegepast bij nieuwe omgevingsvergunningen.
Gezonde, groene en veilige openbare ruimte
Stad Oostende kiest voor een gezonde, groene en actieve stad waar iedereen lang en gelukkig kan leven in een aangename leefomgeving. Als we de openbare ruimte willen geven aan onze kinderen om veilig te kunnen spelen, aan de wandelaars en fietsers om gezellig en veilig te kunnen wandelen en fietsen, dan moeten we onze schaarse publieke ruimte op een kwaliteitsvolle manier inrichten. Door in winkelwandelstraten geen extra parkeerplaatsen in nieuwe bouwprojecten meer toe te laten, zorgen we ervoor dat voortaan minder auto’s in de wandelzones rijden. Want eens er garages in de wandelzones zijn, moeten die met de wagen bereikbaar blijven. En dat wil de stad veranderen.
Het kan ook anders. Tijdens de coronacrisis kende het autodelen een ongekende groei, ook in Oostende. Steeds meer mensen ontdekken dit systeem waardoor steeds minder mensen zelf een auto bezitten. Tegelijk zijn er in de verschillende publieke parkings in de binnenstad voldoende parkeerplaatsen voor lang-parkeren, én werken we aan de bouw van een nieuw stadsparking aan de rand van het centrum ter hoogte van het Maria-Hendrikapark.
Om ervoor te zorgen dat Oostende een aangename en gezonde stad is en blijft, moet er dus ook nagedacht worden over parkeren.
Parkeercoëfficiënt
Een parkeercoëfficiënt legt de verhouding vast tussen het aantal woonentiteiten en het aantal voorziene parkeerplaatsen. Door gebruik te maken van duurzame parkeercoëfficiënten, kan worden vermeden dat het parkeren van wagens te veel wordt gefaciliteerd in de kostbare publieke ruimte van onze stad. Ruimte die dan idealiter op een kwalitatieve manier kan worden ingevuld. Welke parkeercoëfficiënt van toepassing is, is afhankelijk van de locatie en de inrichting van de publieke ruimte.
In de winkelstraten en in de uitgaansbuurt zullen er geen nieuwe parkeerplaatsen of (ondergrondse) garages kunnen worden voorzien. In de rest van het stadscentrum wordt nog één parkeerplaats per twee wooneenheden toegelaten. En ook voor de buitenwijken zullen er parkeercoëfficiënten worden toegepast. Daarbij staat de balans tussen parkeernoden en een kwalitatieve buitenruimte centraal.