Trends Knack | Een goede maand na de lancering telt de horeca al zo’n 4000 flexi-jobs. Staatssecretaris voor Sociale Fraude Bart Tommelein (Open Vld) sluit niet uit dat dat er tegen deze zomer meer dan 10.000 zijn. Het succes doet zijn partij pleiten voor een uitbreiding van het stelsel naar andere sectoren. De vakbonden vinden dat maar niets.
De horecabedrijven klagen al jaren over de rigide Belgische arbeidswetgeving en de hoge loonkosten. Een zeer arbeidsintensieve branche kreunt daaronder, is bij horeca-uitbaters te horen. Bij een plotse opstoot van reservaties, goed weer in de toeristische regio’s enzovoort moeten zij snel op zoek naar personeel en dat is niet gemakkelijk. Horecabedrijven nemen dan maar hun toevlucht tot zwartwerk. De sector heeft de reputatie meer dan andere branches van de economie gevoelig te zijn voor fraude.
De regering-Michel lijkt de horecasector nu op zijn wenken te bedienen. Los van de reeks lastenverlagingen op arbeid voor alle sectoren (die oplopen tot 2,9 miljard euro in 2019) neemt de federale regering specifieke steunmaatregelen voor de horeca. De meest in het oog springende zijn de zogenoemde flexi-jobs. Dat zijn aanvullende banen die mensen toelaten onbeperkt bij te verdienen in de horeca. Flexi-jobs staan open voor iedereen die minstens vier vijfde werkt bij een andere werkgever. Een leraar, een bediende maar ook een werknemer uit de horeca kan dan bij een andere werkgever uit de sector bijverdienen.
Op het loon van de ‘flexi-jobber’ zijn geen socialezekerheidsbijdragen of bedrijfsvoorheffing verschuldigd. De werkgever betaalt enkel een bijzondere bijdrage van 25 procent. De werknemer verdient minimaal 9,5 euro per uur. Voor wie werkt tegen dat minimumtarief bedraagt de RSZ-werkgeversbijdrage 2,4 euro. Dat brengt de loonkosten voor de werkgever op 11,9 euro/uur. Dat is een stuk minder dan het laagste loonbarema in de horeca, waar de loonkosten dan uitkomen op 14,30 euro per uur. (zie Loonkosten flexi-jobs lager dan klassieke uurloonkosten in horeca)
Het is niet zo dat iedereen met een flexi-job voor dat minimale uurloon moet werken. In onderling overleg kunnen de werkgever en de werknemer altijd een hoger uurtarief afspreken. De klassieke brutoloonbarema’s per functie zijn hier dus niet van toepassing. “De flexi-jobs hebben een dubbel doel”, zegt staatssecretaris Bart Tommelein. “De loonkosten worden verlaagd en het is een flexibiliseringinstrument. Goedkope flexi-jobs kunnen op die manier zwartwerk ‘verwitten’.”
Ook in andere sectoren?
De sector lust de maatregel wel. Al 1256 horecazaken maken gebruik van het systeem, voor het overgrote deel zaken met minder dan tien werknemers. Dat is 10 procent van de bedrijven die met een witte kassa werken. Intussen zijn al 4236 mensen in de horeca aan de slag via een flexi-job. Tommelein denkt dat het plafond nog niet bereikt is. “Ik sluit niet uit dat we tegen de zomer aan 10.000 flexi-jobs of meer komen. Tijdens de vakantieperiodes met Pasen en in de zomer zal het aantal alleen maar toenemen.”
De flexi-jobs – vooral voor de liberalen een belangrijk thema – zijn volgens Open Vld-voorzitter Gwendolyn Rutten zo’n succes dat ze het best worden uitgebreid naar andere, vooral zeer arbeidsintensieve, sectoren zoals de bouw en de handel. Niet toevallig sectoren waar meer dan elders sprake is van zwartwerk. Rutten wil het systeem ook openstellen voor gepensioneerden, die dan onbeperkt zouden kunnen bijverdienen. Momenteel zijn de flexi-jobs niet toegankelijk voor wie een uitkering krijgt, zoals werklozen en gepensioneerden.
Het lijkt erop dat Open Vld hoopt dat het succes van de dienstencheques zich herhaalt. In 2004 was de voorspelling dat deze goedkope en gesubsidieerde vorm van huishoudhulp voor 20.000 extra banen zou zorgen. Ondertussen zijn het er 150.000 extra geworden. Een uitbreiding van de flexi-jobs staat niet in het regeerakkoord, maar Bart Tommelein staat er als Open Vld’er wel positief tegenover. Maar, zegt hij, “eerst moeten we het huidige stelsel in de horeca evalueren, het best na de zomer.”
Jan Denys, arbeidsmarktspecialist bij Randstad, is een voorstander van flexi-jobs omdat ze voor een beter werkende arbeidsmarkt zorgen en het zwartwerk doen dalen. Maar hij maant ook tot voorzichtigheid. “We moeten het systeem evalueren voor we het uitbreiden naar andere sectoren. Het kan een probleem vormen als horeca-uitbaters massaal voltijdse jobs in de horeca zouden omzetten in flexi-jobs.”
Geen kannibalisering
Dat laatste is ook de vrees van de vakbonden. Zij vinden deze tewerkstellingsmaatregel maar niets. Zij denken dat de flexi-jobs de bestaande arbeidsregimes in de horecasector zullen verdringen. Anders gezegd: er zullen geen nieuwe banen bij komen, flexi-jobs zullen de huidige banen vervangen. De vakbonden wijzen er voorts op dat er in de horeca al een vorm van zeer flexibele arbeid bestaat, de zogenoemde occasionele tewerkstelling of gelegenheidsarbeid. Die is trouwens onder de huidige regering duidelijk versoepeld. In dat systeem heeft de werkgever de mogelijkheid iemand voor maximaal twee dagen op rij aan te werven met een contract van bepaalde duur. De werkgever hoeft alleen maar de gepresteerde uren aan te geven en de sociale bijdragen te betalen in de vorm van een goedkoop forfait. Er is geen enkele voorwaarde verbonden aan de aanwerving van een occasionele werknemer. Volgens het ACV Voeding en Diensten heeft het systeem van flexi-jobs dan ook veel gemeen met de gelegenheidsarbeid: gemakkelijke aanwerving, contracten van korte duur, zeer beperkte sociale bijdragen… De christelijk vakbond gaat ervan uit dat de flexi-jobs de tewerkstelling via gelegenheidsarbeid zullen kannibaliseren.
“Klopt niet”, zegt Bart Tommelein. “Er is een fundamenteel verschil tussen de twee stelsels. Wie gepensioneerd is of wie halftijds werkt, kan via gelegenheidsarbeid in de horeca aan de slag, terwijl dat bij de flexi-jobs duidelijk niet het geval is. Er is hier geen sprake van vervanging. Er zijn meer dan 4000 flexi-jobs, maar tegelijk blijft het aantal werknemers via gelegenheidsarbeid rond de 14.000 draaien.”
Een tweede kritiek uit syndicale hoek is dat het stelsel van flexi-jobs dwars het klassieke sociaal overleg van collectieve onderhandelingen tussen de werkgevers en de vakbonden doorkruist. Het uurloon voor de flexi-job wordt immers afgesproken tussen de individuele werkgever en de werknemer. Het klassieke collectieve overleg is totaal afwezig. Tommelein: “Ik zit zelf weleens in een horecazaak en zie daar mensen via flexi-jobs werken die ook lid zijn van een vakbond. Zij zijn blijkbaar wel voorstander van de tewerkstellingsmaatregel.”
De vrees voor een duale arbeidsmarkt
Chris Serroyen, het hoofd van de studiedienst van het ACV, schreef in januari nog een virulente kritiek op de flexi-jobs. Volgens hem zijn ze het paard van Troje, dat onze arbeidsmarkt extreem doet flexibiliseren, waardoor er steeds meer onzekere banen bij komen. De vakbonden vrezen voor een dualisering van de arbeidsmarkt met enerzijds goedbetaalde, vaste banen en anderzijds laagbetaalde en tijdelijke banen. Uit syndicale hoek wordt snel een parallel getrokken tussen flexi-jobs en de Britse zero hour contracts (een arbeidscontract zonder een gegarandeerd aantal te presteren uren) of de Duitse mini-jobs (tijdelijke en goedkope deeltijdse banen, die belastingvrij zijn). “De vergelijking met de Duitse mini-jobs gaat niet op”, benadrukt Tommelein. “Mini-jobs vormen meestal de hoofdactiviteit van een werknemer, terwijl het hier om aanvullende tewerkstelling gaat.”
Jan Denys relativeert ook : “Wat is een dualisering van de arbeidsmarkt? Wat is een vaste baan? En wat met tijdelijke werknemers die na verloop van tijd een vast contract hebben? Een flexi-job is een vorm van bijverdienen die vroeger in het zwart gebeurde. In denk niet dat mensen verplicht in dat systeem zullen worden geduwd. En als het gebeurt, is het een minderheid. Overigens is het zo dat hooggeschoolden meer bijklussen dan laaggeschoolden. Misschien zorgen de flexi-jobs ervoor dat ook midden- en laaggeschoolden meer gaan bijklussen.”