HLN.BE // In 2018 bond Bart Tommelein (Open VLD) de burgemeesterssjerp om in het rode bastion dat Oostende tot 1997 was. Het nieuwe bestuur kende heel wat nieuwe gezichten, klaar om het roer fors om te gooien en enkele grote dossiers in beweging te brengen. Maar hoe gaan ze nu de langverwachte renovatie van het Thermae Palace Hotel financieren? Hoe staat het met de ziekenhuisfusie? En wat doet al die kritiek op de invoering van de zone 30 met een burgervader?
We ontmoeten de burgervader op de Visserskaai, zoals wel vaker komt hij aangereden op zijn fiets. Met wat heisa over vuurtoren Lange Nelle en een golf aan kritiek op de zone 30, heeft Bart Tommelein pittige weken achter de rug. Toch toont hij zich ambitieus, en strijdvaardig om zijn maatregelen te verdedigen.
Er zijn in Oostende nog enkele grote dossiers lopende waar geen oplossing voor bekend is. Komen die nog rond?
“Er zijn inderdaad nog enkele moeilijke dossiers, waarvan ik denk dat ze noodzakelijk zijn voor de toekomst van Oostende. Het gaat dan weliswaar niet altijd om mijn bevoegdheid, onder meer ook van schepen Björn Anseeuw (N-VA). Thermae Palace Hotel is daar een voorbeeld van. Dat is uitgegroeid tot een symbooldossier dat ook financieel heel moeilijk is. We zouden kunnen toelaten dat er gebouwd wordt op de site van het oude zwembad, en zo het project financieren, maar dat willen we niet.”
U zou graag Mu.ZEE onderbrengen in het Thermae Palace Hotel.
“Dat is inderdaad één van de pistes die ikzelf aan de Vlaamse overheid gevraagd heb om te onderzoeken. Het Thermae Palace is te groot voor puur een hotelfunctie. Mu.ZEE zit nu weggestoken zit in een woonwijk, dus één en één is twee. Een verhuis zou evenwel niet betekenen dat het probleem opgelost is, want het blijft een miljoenenverhaal. We willen echter zo snel mogelijk een oplossing zodat we kunnen beginnen met de herstelling van de Koninklijke Gaanderijen. We hebben daarvoor al een budget van 10 miljoen euro gekregen, maar we willen die werken het liefst laten samengaan met de aanpak van de volledige site.”
Een ander moeilijk dossier is de fusie van de Oostendse ziekenhuizen. Hoe staat het daarmee?
“Dat is een kwestie van verantwoordelijkheid. In 2019 hadden we met Brugge afgesproken om tot een eengemaakt ziekenhuis te komen voor beide steden. Dat had ik graag uitgevoerd. Ik vind het jammer dat we zijn moeten overgaan tot een defusie om dat mogelijk te maken (het Henri Serruysziekenhuis scheurt af van het AZ Sint-Jan en gaat een fusie aan met het andere Oostendse ziekenhuis AZ Damiaan, red.). Maar zonder die defusie zag ik beetje per beetje de basisgezondheidszorg naar Brugge vertrekken. Binnen enkele jaren zouden ze dan zeggen dat ik niet heb ingegrepen, zoals men nu zegt dat het vorige bestuur het hoger onderwijs heeft laten vertrekken. Het is juridisch een lastig dossier, maar met een beetje goede wil van mijn collega’s uit Brugge kan het nog tot een samenwerking komen. Het is dan de bedoeling om zoveel mogelijk zorg hier aan te bieden, en enkel voor gespecialiseerde zorg naar Brugge te gaan. Ook voor de Oostendenaar is dat de beste oplossing. We zijn redelijk vergevorderd, maar Brugge kan nog veel stokken in de wielen steken.”
Misschien worden we later afgerekend op de beslissing van de defusie van de ziekenhuizen, maar als we het niet gedaan hadden, zou dat op termijn het einde van de Oostendse ziekenhuizen betekenen
Er heerst ondertussen wel de nodige sociale onrust bij het personeel.
“Dat is vaak zo bij veranderingen. Ik heb al laten weten aan de vakbonden dat het personeel dat nu in AZ Sint-Jan werkt zijn arbeidsvoorwaarden zal behouden. We kunnen weliswaar niet garanderen dat iedereen op dezelfde plaats blijft werken. Er doet ook een roddel de ronde dat ik de directeur zou worden van AZ Oostende en geen burgemeester meer zou zijn, maar daar is niets van aan. Ik heb geen enkele ambitie om een ziekenhuis te gaan leiden, dat interesseert me geen fluit. In november 2023 start AZ Oostende, hopelijk in goede verhouding met Brugge. We moesten deze beslissing nemen, al was het een moeilijke. Misschien worden we er later op afgerekend, maar als we het niet gedaan hadden, zou dat op termijn het einde van de Oostendse ziekenhuizen betekenen.”
Jullie zetten zwaar in op het armoedebestrijdingsplan, is dat ook voelbaar in de praktijk?
“Dat is hetzelfde met de aanpak van de verkrotting of verkeersveiligheid. Dat kan je maar meten als je binnen afzienbare tijd kan vaststellen dat er minder ongevallen waren. Dat er minder armoede is kan je niet van vandaag op morgen vaststellen. Het is niet omdat je er niet meteen mee kan uitpakken en electoraal scoren dat we het moeten opgeven. Armoede gaat over zodanig veel facetten, van wonen tot werken. Hier wonen bijvoorbeeld een pak mensen met een andere nationaliteit die wel willen werken en de taal al spreken, maar niet mógen werken omdat er in Brussel iets misloopt met het papierwerk. Daar maak ik me zorgen om.”
Het huidige bestuur is nu vier jaar aan zet, welke verwezenlijkingen staan al op jullie conto?
“We hebben al veel ingezet op veiligheid, en daar veel geld voor vrijgemaakt, bijvoorbeeld voor politiepersoneel. Dat is overeind gebleven na de besparingen. We zetten ook in op de drugsproblematiek. Het escaleert hier nog niet zoals in Antwerpen, maar we zijn op onze hoede en we willen dealernetwerken oprollen. Verder werken we hard op netheid. Dat is een grote uitdaging in een toeristische stad met veel dagtoeristen als de onze. Maar we treden harder op tegen sluikstorters. We hebben een fraudecel opgericht, die bestond nog niet in onze stad. En ook op verkeersveiligheid hebben we zwaar ingezet. Er is veel discussie over, maar dat is ook goed.”
Waarom is er zoveel discussie over de zone 30, volgens u?
“Dat komt omdat we heel consequent een bepaalde richting uitgaan en daar niet in te zitten laveren. We moeten ervoor zorgen dat mensen zich veilig door de stad kunnen bewegen. We zijn de kleinste centrumstad van Vlaanderen, maar hebben een enorme densiteit (In Oostende woonden op 1 januari vorig jaar 1.747,32 inwoners per vierkante kilometer, in pakweg Brugge waren dat er slechts 840,54, red.). We kunnen hier niet blijven rondrijden aan een hoge snelheid. En als je een maatregel invoert, moet je die ook controleren. Het is niet leuk om een boete te krijgen, maar het is een waarschuwing. Die fietszones zijn ook belangrijk. Veel ouders sturen hun kinderen elke keer met schrik naar school. Ik heb ook een zoon van 10 jaar die straks met de fiets alleen naar school gaat. De schoolomgeving is meer dan alleen aan de schoolpoort: het gaat om het hele traject.”
Ook de ontwikkeling van de Oosteroever blijft een heikel punt, hoe ziet u de toekomst hier?
“Op Oosteroever zal er meer plaats moeten gemaakt worden voor betaalbaar wonen. En dat is anders voor iemand die 2.000 euro per maand verdient dan voor iemand die 5.000 euro verdient. Er moet in elke categorie aanbod zijn. Ik ben er niet mee akkoord dat je op bepaalde plaatsen enkel luxe-appartementen zou bouwen. En daarom mogen er nu wat appartementen in een lagere prijsklasse komen. Dat is nodig om de link te leggen tussen de Vuurtorenwijk en de nieuwe wijk op de Oosteroever. We zijn als stad trouwens vragende partij om meer sociale woningen te mogen bouwen, want we hebben in Oostende ons bindend sociaal objectief al gerealiseerd. Ik ben echter zeker niet tegen woningen voor mensen met kapitaal. Ik heb geen ambitie om een tweede Knokke te worden, maar ik vind wel dat er een evenwicht moet zijn. Het zijn de belastingen die kapitaalkrachtige mensen betalen, die er mee voor zorgen dat we de armoede in onze stad kunnen aanpakken. Ik heb het moeilijk met de manier waarop men tweedeverblijvers en nieuwe inwoners in onze stad soms worden aanpakt. We moeten meer respect hebben voor elkaar.”